Steinkohle im Wurmrevier
Die vor uns liegenden Industrieanlagen der Fa. Saint Gobain, die sogenannten „Glaswerke“, sind ein wichtiger Arbeitgeber in der Stadt Herzogenrath, ebenso wie die Firma Schmetz, die „Nadelfabrik“. Die Gevetex-Werke dagegen wurden um die Jahrtausendwende stillgelegt und abgerissen. Auch die Firma Riesler, die „Knopffabrik“ existiert nicht mehr.
Verschwunden ist auch ein anderer wichtiger Industriezweig, der unsere Region jahrhundertelang geprägt hat, der Bergbau. Hier an der Wurm stand die Wiege des europäischen Steinkohleabbaus. Dadurch, dass die Steinkohleschichten, die eigentlich horizontal gelagert waren, durch Verschiebungen in der Erdkruste im Wurmtal (und auf dem Plateau von Kerkrade) ans Tageslicht gelangten, ist es begreiflich, dass diese früher oder später als Brandmaterial entdeckt und verwendet wurden.
Schon die Römer gebrauchten die Steinkohle für ihre „Zentralheizungen“. Die hiesigen Bewohner nutzten bevorzugt Holz, um Energie und Wärme zu gewinnen. Holz war in der waldreichen Umgebung reichlich vorhanden. Als es aber allmählich knapper und teurer wurde, machte vor allem die ärmere Bevölkerung Gebrauch von der Steinkohle (ab 11. Jahrhundert)
Die Steinkohle wurde zunächst im Tagebau mit Harken, Schaufeln und Schubkarren gefördert. Die Produktion war gering. Später trieb man vom Tal aus horizontale Stollen in den Berg, um größere Mengen zu gewinnen. So entstanden ca. 70 kleine Bergwerke mit einer Besetzung von 4 – 8 Arbeitern. Es waren meist Familienbetriebe der Landeigentümer.
Als die Kohlevorkommen oberhalb des Niveaus der Wurm ausgebeutet waren, wurden vertikale Stollen angelegt, um an die tieferliegenden Schichten heranzukommen. Das hereindringende Wasser wurde mit Pumpen in die Wurm geleitet.
Stollenmundloch
Der Kohleabbau wurde technisch immer schwieriger, aber auch wirtschaftlich bedeutsamer. Kapitalkräftige Unternehmer, vor allem aber die Abtei Rolduc stiegen in das Geschäft ein.
Im Jahr 1741 beginnt die Abtei, die Kohlelager unter ihrem eigenen Gebiet abzubauen. Die klostereigenen Ländereien waren sehr groß (Mitgift der eintretenden Mönche). Die Bevölkerung war sehr arm und bereit, für jeden Hungerlohn und zu miserablen Bedingungen zu arbeiten. Der Gewinn der Abtei aber war beträchtlich, denn in den folgenden Jahren wurde diese zu einer großen, prächtigen Barockanlage umgebaut, so wie wir sie heute kennen. Rolduc war nicht nur ein religiöses und kulturelles Zentrum, sondern auch ein ganz realorientiertes Wirtschaftsunternehmen. Das konnte sich sogar leisten, die heutige Geilenkirchener Straße bauen zu lassen, um die Kohle besser nach Norden verkaufen zu können. Die französische Revolution brach herein und Napoleon löste das Kloster auf.
„Schwarze Halde“ der Grube Gouley
Im 19. Jahrhundert entwickelte sich der Bergbau zum Untertagebetrieb. Beiderseits der Wurm, auf deutscher wie auf niederländischer Seite entstanden viele große Grubenanlagen, die Tausende von Bergleuten beschäftigten. Etwa 100 Jahre dauerte die Blütezeit des Wurmreviers. In den 1960er Jahren begann der Niedergang. 1997 war endgültig Schluss. Heute ist der Bergbau Geschichte. Als Reste der Vergangenheit bleiben die Abraumhalden, in Deutschland meist aufgetürmt, in den Niederlanden oft ins Tal gekippt, hier und da ein Förderturm, einzelne Erinnerungsorte, Museen, die die Tradition dieser Industriegeschichte bewahren.
Der andere Bergbau geht weiter:
Grube/Sandwerke - Hochfeld
Steenkool aan de Worm
Voor ons ligt in het dal het terrein van de „Glaswerke St. Gobain“ naast de naaldfabriek Schmetz die belangrijk zijn voor de economie in de gemeente Herzogenrath. De productie van de „Gevetex Werke“ werd helaas rond de eeuwwisseling beëindigd en de fabrieksgebouwen werden een tijd later gesloopt. Ook de knoopfabriek „Riesler“ bestaat niet meer. Dit waren in het verleden twee belangrijke werkgevers voor de omwonende werknemers.
Ook een andere bedrijfstak, de steenkolenmijnbouw, die in onze regio eeuwenlang heeft bestaan, is verdwenen. Hier in het Wormdal stond de wieg van de Europese steelkolenmijnbouw. De horizontaal gelegen steenkoollagen kwamen in de loop der tijden door aardverschuivingen aan de oppervlakte van het Wormdal en het plateau van Kerkrade. De mensen ontdekten de steenkool en gebruikte deze als brandmateriaal.
Zelfs de Romeinen gebruikten al steenkolen voor hun „centrale verwarmingen“. Voor de bewoners in deze streek was hout de belangrijkste energiebron. Dit was in deze bosrijke omgeving overvloedig aanwezig. Omdat het hout naar verloop van tijd schaarser werd, stegen de prijzen en gingen de armere mensen steenkool gebruiken.
Stollenmundloch
In het begin vond de ontginning op kleine schaal bovengronds plaats. Met schoffels, harken en kruiwagens gingen de mensen aan het werk. Later maakte men vanaf de helling horizontale mijngangen in de berg om zo een hogere opbrengst aan steenkolen te krijgen. Zo onstonden ongeveer 70 kleine mijnen, met een bezetting van 4 tot 8 mijnwerkers. Het waren grotendeels familiebedrijven van landeigenaren.
Vanaf het moment dat de kolenlagen boven het niveau van de Worm uitgeput raakten, begon men met het aanleggen van vertikale schachten om aan de onderliggende lagen te komen. Het binnendringende water werd in de Worm gepompt.
Voor de steenkoolwinning had men in de loop der tijd meer technisch inzicht nodig en werd de ontginning voor de economie steeds belangrijker. De Abdij Rolduc en andere kapitaalkrachtige ondernemers werden eigenaar van steenkolenmijnen.
In 1741 begon de Abdij met het ontginnen op eigen terrein. Door de „bruidschatten“ van de monniken werden de landerijen van de Abdij Rolduc heel uitgebreid. Het zeer arme volk was bereid om voor een hongerloon onder gevaarlijke omstandigheden te werken. De winst was behoorlijk. In de loop van de jaren werd de Abdij Rolduc uitgebreid tot het prachtige barokke complex dat wij tot op de dag van vandaag kunnen bewonderen. Rolduc was naast een centrum voor religie en cultuur een winstgevend bedrijf. Om de kolen beter richting het noorden te kunnen transporteren werd door de Abdij zelfs de opdracht gegeven de Geilenkirchenerstraat (tegenwoordig gelegen op Duits grondgebied ) aan te leggen. Napoleon heeft het klooster opgeheven.
„Schwarze Halde“ der Grube Gouley
In de 19de eeuw ontwikkelden zich grootschalige ondergrondse mijnen zowel op de Duitse als de Nederlandse kant van de Worm, welke werk verschaften voor duizenden arbeiders. Tot in de jaren 60 van de vorige eeuw was er een grote vraag naar steenkool en deze streek groeide uit tot een welvarend gebied. Daarna daalde de vraag naar steenkool en in 1997 werd de laatste mijn gesloten. Getuigen uit die mijnbouwtijd zijn mijnbergen en op enkele plaatsen (Alsdorf, Kerkrade) is nog een schachttoren te zien. Informatiecentra en musea in deze streek laten de tijd van de mijnen herbeleven.
Grube/Sandwerke - Hochfeld
Quellen: Bergbaunuseun Rolduc: „KARBON – ROUTE“ o.J.
